Blog
Bij de toetsing van het re-integratieverslag beoordeelt het UWV onder meer of het tweede spoortraject tijdig is ingezet en of de inhoud adequaat is. Maar wat betekent “tijdig” precies? En wanneer is een tweede spoortraject “adequaat”? Dat bespreek ik in de komende twee artikelen. Deze maand deel 1: Wat is tijdig?
Hoofdregel
In de Werkwijzer Poortwachter is te lezen dat het tweede spoortraject uiterlijk binnen zes weken na de eerstejaarsevaluatie (in de 52e verzuimweek) moet worden gestart. Maar op deze hoofdregel, bestaan ook vier uitzonderingen.
Â
Geen benutbare mogelijkheden
Heeft de werknemer op het moment van de eerstejaarsevaluatie volgens de bedrijfsarts geen benutbare mogelijkheden? Dan mag het tweede spoortraject uitgesteld worden. Zodra de bedrijfsarts aangeeft dat er weer benutbare mogelijkheden zijn bij de werknemer, moet het tweede spoortraject binnen acht weken gestart zijn.Â
Daarbij gaat het UWV ervan uit dat je twee weken nodig hebt om het plan van aanpak bij te stellen en vervolgens binnen zes weken start met de re-integratieactiviteiten.
Â
Geen hervattingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie
In sommige gevallen is al voor de eerstejaarsevaluatie duidelijk dat structurele werkhervatting binnen de eigen organisatie niet meer mogelijk is. In dat geval wordt verwacht dat je het tweede spoortraject al eerder inzet. Je wacht dan dus niet op de eerstejaarsevaluatie, maar gaat al eerder over tot het tweede spoor.
Je kunt daarbij denken aan de situatie van een kapper met kapperseczeem. Als de beperkingen blijvend zijn en in de kapsalon zijn geen werkhervattingsmogelijkheden die passen bij de belastbaarheid, dan start je al eerder met het tweede spoortraject.
Â
Concreet perspectief op structurele werkhervatting binnen de eigen organisatie
Verloopt het herstel goed en is ten tijde van de eerstejaarsevaluatie de verwachting dat de werknemer binnen drie maanden structureel kan hervatten bij de eigen werkgever? Dan mag je het tweede spoortraject achterwege laten.
Maar let op! Daarbij is belangrijk dat de bedrijfsarts die zogenaamde herstelprognose ook heeft uitgesproken en heeft onderbouwd. Uit rechtspraak blijkt dat wanneer dit niet het geval is, het risico van een loonsanctie op de loer ligt. Dat oordeelde rechtbank Oost-Brabant al eerder, net zoals de Centrale Raad van Beroep.
Â
AOW-gerechtigde leeftijd nadert
Tot slot de laatste uitzondering: Als de werknemer binnen één jaar na het einde van de wachttijd de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, mag worden afgezien van een tweede spoortraject. Voorwaarde is wel dat zowel werkgever als werknemer daarmee instemmen. Leg dat dus goed vast!
Â
Wat geldt als de startdatum
Regelmatig rijst de vraag wanneer een tweede spoortraject officieel “gestart” is. Is dat bij de aanmelding, het intakegesprek of het tekenen van het trajectplan? Er zijn allerlei momenten aan te wijzen. De Centrale Raad van Beroep (en ook de Werkwijzer Poortwachter) is daar niet heel duidelijk over.Â
Uit één van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat voor de start van het tweede spoortraject werd gekeken naar de dag waarop feitelijk met de activiteiten werd gestart. Probeer er dus op aan te sturen dat de activiteiten starten binnen de hierboven besproken termijnen. Daarmee verklein je het risico op een loonsanctie.
Â
Tip!
Het lijkt wellicht een open deur, maar ik benoem het toch. De verwachting dat een tweede spoortraject niet zal leiden tot herplaatsing bij een andere werkgever is geen reden om het achterwege te laten.Â
Juist dan is actieve begeleiding verplicht, zo benadrukt de Centrale Raad van Beroep:
“ .. dat een lastige positie op de arbeidsmarkt – na ruim een jaar arbeidsongeschiktheid – juist reden is om werkneemster actief te begeleiden bij het vinden van passend werk buiten de eigen organisatie”.
Benieuwd wat een tweede spoortraject “adequaat” maakt? In het volgende artikel bespreek ik waar een goed traject aan moet voldoen – en wat je absoluut niet mag vergeten.
Advies binnen handbereik
bij complexe verzuimcasussen?
Sluit nu een VeReFi Plus of Premium abonnement af
en stel jouw vragen aan één van onze experts van de Adviesdesk.
Geschreven door
Natascha Schenk, Jurist sociaal verzekeringsrecht, WVO Advocaten